
6 DECEMBER
20.00
PROTESTANTSE KAPEL
PROGRAMMA
Aria voor strijkkwartet op. 9 (1942)
Kwartet nr. 5, op. 27 in B groot (1945)
Melodia – Humoreska – Scherzo – Improvisation – Serenata
Strijktrio op. 48 (1950)
Allegro con moto – Andante – Allegro
Kwartet nr. 15 op. 124 (1980)
9 onderdelen
ARTIESTEN
PRIJS LIJST
18 € (ter plaatse)
15 € (voorverkoop)
9 € (verlaagd)
Met zijn ingehouden lyrisme is deze Aria van een Schubertiaanse tederheid die u op een vreedzame manier begeleid tot het muzikale universum van Mieczyslaw Weinberg.
Van de sobere fraseringen tot eerder heldere klanken, van de soms woedende kracht tot de rustige eenvoud heven de contrasterende fresco’s doorheen de vijf delen van het Kwartet nr. 5 dit kwartet tot een meesterwerk op.
Het Strijktrio op 48 is gekenmerkt door een klare eenvoud en roept misschien Weinberg’s verblijf in het orkest van een joods theater in Warschau tot de herinnering op. In het Andante geven de gedreven hoge noten bij de viool een gevoel van gewichtloosheid.
Kwartet nr. 15 is eerder experimenteel. Donkere en ingetogen liederen, ondervragende melodieën, heftige duetten en wrede akkoorden, de 9 delen van dit werk met zijn gebeitelde teksten brengen ons, na een citaat uit zijn Requiem (1965/67), terug naar een sobere droefheid.
De Aria op 9 is Weinbergs eerste werk voor strijkkwartet dat ons bereikt in de originele versie: de eerste twee kwartetten zijn namelijk na enkele decennia door Weinberg herwerkt. Met een ingehouden lyriek rust de melodie op een zachte pulsatie met betoverende harmonieën: deze Aria is van een haast Schubertiaanse tederheid. De aparte kleur van de sourdine nodigt u uit om op een rustige manier het muzikale universum van Mieczyslaw Weinberg te betreden.
Tussen 1944 en 1946 componeerde Weinberg, die kort daarvoor naar Moskou was verhuisd, het 3e, 4e, 5e en 6e kwartet en het pianokwintet. De delen van Kwartet nr. 5 dragen titels die hun karakter illustreren. Het discours wordt niet ontwikkeld vanuit een vormelijk uitgangspunt, maar volgt veeleer de interne energie en lyriek van de melodie, waardoor we ons geleidelijk verwijderen van de oorspronkelijke karakteraanduiding van de beweging, om er soms naar terug te keren. De soberheid van het begin van de Melodia en de Improvisation, de aanvankelijke onbezorgdheid van de Humoreska, de kracht van het Scherzo, de eenvoud van de eerste maten van de Serenata en de nostalgie geïnspireerd door de slotcadens maken van dit 5e kwartet een belangrijk werk waarmee Weinberg, 26 jaar oud, de maturiteit van zijn taal toont.
Het strijktrio op 48 wordt gekenmerkt door zijn eenvoud. Een ideaal werk om de twee grote kwartetten die vanavond worden uitgevoerd met elkaar te verbinden. Het eerste Allegro con moto gebruikt een thema met klezmer-resonanties, vergelijkbaar met dat van het 2e deel van Kwartet nr. 8 – dat u op 7 december hoort – en dat ons herinnert aan de jaren die Mieczyslaw Weinberg samen met zijn vader doorbracht in het orkest van een Joods theater in Warschau. Het thema van het Andante wordt om beurt voorgesteld door de drie instrumenten, de hoge tessituur van de viool geeft ons een gevoel van gewichtloosheid. De finale, gedreven door een onverbiddelijke pulsatie, brengt ons terug naar een meer volkse karakter.
Tussen 1970 en 1977 werd Weinberg volledig opgeslorpt door de compositie van grote werken, en zo komt het dat de kwartetten 13, 14, 15 en 16 pas eind 1981 het licht zien. Net als in het trio voor altviool, fluit en harp op 127 (1979) is het discours in het 15de kwartet meer experimenteel. De 9 delen die met elkaar verbonden zijn, hebben alleen tempoaanduidingen, zonder titel of karakteraanduiding. Het eerste deel bestaat uit een donker koraal dat wordt afgewisseld met trillers die van het ene instrument naar het andere overgaan. In het tweede deel wordt een ritmisch element afgewisseld met monodieën – éénstemmige zang – vol vragen. Daarna volgt een dialoog tussen twee instrumenten die terzelfder tijd twee noten kort na elkaar spelen, waarbij de tekst een diffuse indruk geeft die doet denken aan enkele passages uit het eerste kwartet van de Hongaarse componist Ligeti. Het 4e deel is een asymmetrische mars die ontsnapt aan het suggestieve karakter van de vorige delen en al snel plaatsmaakt voor grote epische solo’s. Een steeds wildere energie bezielt het 5e deel, dat begint met een frenetische dialoog tussen de twee violen, die al snel door de andere twee instrumenten worden bijgetreden. De volgende beweging zet vastberaden heroïsme en ingeperkt lyriek naast elkaar en eindigt abrupt met drie brutale akkoorden. Het thema van het 7e deel wordt grotendeels gedeclameerd door de eerste viool alleen, als een oproep, en vervolgens overgenomen door de andere drie instrumenten. Het 8e deelneemt het thema van het kinderkoor uit het Requiem (1965/67) over, dat verwijst naar het drama van Hiroshima: geanimeerde pizzicato’s ondersteunen klagende melodieën, die klinken alsof ze verloren zijn. Het leidt ons geleidelijk aan zonder onderbreking naar een expressieve, bezinnende finale, gekleurd door een sobere droefheid.