fbpx

6 DECEMBER
20.00
PROTESTANTSE 
KAPEL

PROGRAMMA

Kwartet nr. 7 op. 59 (1957)
Adagio – Allegretto – Adagio, Allegro, Adagio

Kwartet nr. 8 op 66 (1959)

Kwartet nr. 17 op 146 (1987)
Allegro -Andantino – Lento – Allegro

 19.00 Dialogue rond Weinberg met Katarzyna Naliwajek en Nicolas Bacri

ARTIESTEN

PRIJS LIJST

18 € (ter plaatste)
15 € (voorverkoop)
9 € (verlaagd)

Het programma van deze avond is nauw verbonden aan het Borodin Kwartet.

Het eerste deel van het Kwartet nr. 7 is een voorbeeld van Weinbergs zin voor melodie. Het tweede deel, met onmiskenbare Klezmer inspiratie, herinnert aan de tederheid van de Aria op. 9. De indrukwekkende finale telt 23 variaties van een krachtige dramaturgie.

Het Kwartet nr. 8 is meer beknopt. Het centrale Allegretto dompelt ons onder in kleurrijke sferen in een uitgesproken folklorische stijl die Weinberg goed kenmerkt. Het stuk eindigt met een terugkeer naar de sereniteit van het begin. 

Het Kwartet nr. 17, Weinbergs laatste strijkkwartet, is doorweven met talrijke solo’s en zit vol echo’s van zijn vroegere werken.  Het begin en einde is in een meer optimistische sfeer dan men gewoonlijk in zijn andere werken vindt. 

Het Kwartet nr. 7 werd geschreven na een pauze van elf jaar, een stilzwijgen dat volgde op de “anti-formalistische” campagne van 1948 die de Russische muziekwereld markeerde gedurende vele jaren. Dit kwartet duidt het begin van een samenwerking met het Borodin Kwartet aan, die de creatie van de kwartetten 7, 8, 9, 11 en 16 uitvoerde. Het eerste deel, Adagio, getuigt opnieuw van Weinbergs talent voor pure lyriek. Doorheen dit deel verharden de begeleidende melodieën tot een militaire mars met verschijningen van een joods dansthema dat als een herinnering wordt opgeroepen. In het volgend deel, het Allegretto, hoort men een klezmer tintje met een rustiger thema dat regelmatig wordt tegengesproken door meer brutale elementen waaruit het dan opnieuw tevoorschijn komt als een levendige herinnering. De finale opent met een ernstig Adagio, waarin thematische elementen uit vorige delen zijn verwerkt. Daarna volgt een indrukwekkend Allegro dat bestaat uit 23 variaties op een gejaagd thema dat door de altviool wordt gespeeld. Deze variaties leiden naar een gespannen en luidruchtig hoogtepunt, en nemen vervolgens de tegenovergestelde weg in een grote diminuendo die eindigt met de terugkeer van het oorspronkelijke Adagio. Bij optredens van het Borodin Kwartet werd het tweede deel van dit kwartet vaak als toegift gespeeld.

Het Kwartet nr. 8, twee jaar later geschreven, vertoont een verrassend evenwicht. Het contrasteert in zijn beknoptheid met de vorige kwartetten. Het Adagio is een rustige introductie. Het thema uitgevoerd door de cello, ondersteund door eenvoudige harmonieën, getuigt nogmaals van Weinbergs zin voor het melodische. De polyfonie ontwikkelt zich verder met het herhalen van een kort thema, dat weerklinkt als een schreeuw. Een verscherpte lyriek maakt even plaats voor een introspectieve sfeer, herinnerend aan het rustige gezang dat men in het begin van dit kwartet hoorde. Het Allegretto, met zijn speelse hoofdthema en verschillende lyrische melodieën, brengt ons terug naar de meer populaire idiomen, later onderbroken door een eigenzinnig Allegro. Het kwartet eindigt met dezelfde rust als eerder in dit stuk.

Het Kwartet nr. 17 is één van Weinbergs zeldzame stukken die in een positieve sfeer begint en eindigt. Het werk werd opgedragen aan het Borodin Kwartet ter gelegenheid van hun veertigjarig bestaan. De delen volgen elkaar ononderbroken op. Het eerste deel, het Allegro, wordt afgesloten met een cello solo die herinnert aan zijn 4e cello solo sonate die hij in hetzelfde jaar schreef en opdroeg aan Valentin Berlinsky, cellist van het kwartet. Deze weerklinkt voorts in het Andantino, dat beëindigd wordt met het thema van het Andante van de 2de sonate voor cello en piano (1958/59). In het middendeel, het Lento, worden opeenvolgende solo’s aaneengeregen zonder echte dialektiek. Het laatste deel (tweede Allegro) neemt het tempo van het 1e deel over. Als u vertrouwd bent met de muziek van Weinberg, krijgt u de indruk van een déjà-vu tijdens het beluisteren van dit kwartet. Zo merkt men dat hij in zijn laatste creatieve periode enkele van zijn vroege werken inderdaad herwerkte: nl. het eerste en tweede kwartet, en in de eerste drie kamersymfonieën herbekijkt hij zijn tweede, derde en vijfde kwartet. Hartelijk dank tenslotte aan Mieczyslaw Weinberg die zijn kwartet-cyclus afwerkte op een majestueus en zonnig majeurakkoord.